Brief 1 Giel
Lieve Francois,
Wat leuk om je op papier te ontmoeten. Ik heb begrepen dat je Nederlands leert en daarom het liefst brieven ontvangt in het Nederlands. Daar gaan we! Mocht het je te veel worden en mocht je m’n taalgebruik niet kunnen verdragen, dan kan ik nog altijd half om half met je schrijven (Engels/Nederlands) of vol-vet (volledig Engels).
Ik ben ook benieuwd naar Afrikaans! In het Nederlands hebben we de gewoonte om woorden over te nemen uit andere talen, ‘leenwoorden’, maar ik heb de indruk dat het Afrikaans een veel poëtischer benadering heeft tot taal en niet zomaar woorden neemt, maar woorden maakt. Heb je een favoriet Afrikaans woord dat niet in het Nederlands bestaat? (Ik ga je veel vragen stellen, zet je schrap.)
Iemand vroeg mij laatst hoe ik mij aan een vreemdeling voorstel. Ik heb daar nooit zo bij stilgestaan. Heb jij heel bewust manieren hiervoor? Ik improviseer altijd, maar nu ik jou schrijf en jouw stilte onbeschrijflijk lang is, begin ik na te denken. Ik stop er maar meteen weer mee. Ik ben Giel en ik heb twee dingen met je gemeen. Laten we daar beginnen. Net als jij woon ik nu 2,5 jaar in Amsterdam en ook ik zoek mijn weg in het weefsel van de stad. Wat beweegt jou ertoe om die verbinding met Amsterdam te zoeken?
Ik heb verbinding altijd een beetje vreemd gevonden. Ik geloof dat ik het idee ervan daarom heb geromantiseerd. Het intrigeert me, het gevoel van ergens passen en horen. Ik ben opgegroeid in Friesland. De rust en natuur van het platteland passen bij me, maar ik hoorde er niet, tussen de mensen op het platteland. Ik werd ‘Hollands’ genoemd. Tot op de dag van vandaag spreek ik niet de tong van het gebied waar ik uit het veen getrokken ben, Fries. Mijn ouders komen namelijk uit de Randstad, mijn vader en diens vader uit Amsterdam.
Oorspronkelijk ben ik naar Amsterdam gekomen om aan de weg te timmeren – voor acteerklussen nam ik vaak de trein naar Amsterdam. Ik wilde dichter bij de plek zitten waar ik de wereld aan mijn voeten voelde. Bovendien voelt in de historische binnenstad de geschiedenis heel tastbaar, en dat is wonderlijk voor mensen met een historicus in hun hart (en op hun diploma). Door eeuwen van verdraagzaamheid is de stad bovendien een plek geworden waar voor andersseksuelen zoals ik het geluk in de liefde meer lonkt.
Inmiddels heeft het acteren plaatsgemaakt voor schrijven en het ontmoeten van gelijkgestemden. Vandaar dat ik je nu deze brief schrijf. Maar onderliggend is er altijd iets stillers en diepers geweest. Een gekoesterde hoop om, eenmaal teruggekeerd naar het ‘land van mijn vaderen’, de verbinding te voelen die ik niet eerder heb ervaren. Ik denk nu aan hoe we mijn vader aan de eettafel vroeger wel eens vroegen om Amsterdams te praten. Maar Amsterdam is een grote stad, en ze is veranderd. Het is niet de stad waar mijn vader is geboren en opgegroeid. En hier word ik ‘Fries’ genoemd.
Het afgelopen jaar merk ik anders door Amsterdam te lopen. Niet meer stilletjes op zoek naar wortels die buiten mijn weten nog ergens verscholen kronkelen, maar toegewijd aan het schieten van eigen wortels. Onder andere met mijn werk in twee musea, schrijven, vrijwilligerswerk op een begraafplaats, en nu dit. Ik voel me op mijn plek. Misschien wel voor het eerst. In de stad en tussen haar mensen, bont en ad rem. Ik keer niet terug naar het land van mijn vaderen, maar ik kom aan, in
mezelf.
Wat is jouw verbinding met Amsterdam, of wat wil je dat die is? Als ik zeg ‘jouw Amsterdam’, wat is het eerste beeld of gevoel dat je bekruipt, de herinnering die je het meest koestert? Heb je een favoriete plek in de stad? Hoe ga jij de 750ste verjaardag van de stad vieren? Dit zijn waarschijnlijk genoeg vragen voor de komende 3 brieven…
Een levensverhaal in een notendop verder ben ik benieuwd of we al meer gemeen hebben. Ik kijk ernaar uit om je te leren kennen.
Liefs en aangenaam,
Giel