Uitvinden wat een moeder is

Lieve Annette,

Je zag het goed: het viel me wat zwaar om terug te schrijven. Deze tijd, de tijd van lockdowns en sociale isolatie, is intens voor ouders. Soms wreed, soms onveilig: als de scholen weer dicht zouden gaan ben ik bezorgd over de leerlingen die we in de vorige lockdown kwijtraakten, die verdwenen op de radar van docenten, intern begeleiders en schoolpsychologen. En bezorgd voor alleenstaande ouders. Als je je kinderen alleen opvoedt, heb je je dorp nodig. Een goede vriendin van me zegt: “Als je alleen opvoedt, is het nodig dat je gezin poreuzer is. Dat er meer ruimte is voor vrienden en buren en familie om binnen te lopen en een rol te spelen.” De situatie met corona zorgt voor een nieuwe sterke nadruk op ‘huishoudens’ als afgesloten, veilige units; het oude burgerlijke ideaal, en dat werkt nu eenmaal voor sommige mensen prima en voor andere niet.

Voor mij niet - mijn kritische, vrije denkersgeest vindt het gewoon stom en een intellectuele en sociale stap achteruit om 'the nuclear family' als norm weer zo vanzelfsprekend te horen uit de mond van onze minister-president. En de vrouw die ik privé ben, vindt het gewoon een beetje saai en eenzaam en spannend.

Mijn zoon is begin september uit huis geplaatst

Maar om iets te delen dat veel persoonlijker en dichter bij huis is: mijn moederschap is überhaupt niet licht op het moment. Laat ik me over mezelf heen zetten en je daar wat over schrijven. Ik ben echt benieuwd naar je blik, zowel als mens als de professional die je bent. Want hemel: ik ben onderzoeker naar de culturele constructie van 'het kind', en jij werkt bij de kinderbescherming. We zijn beiden ook professioneel aan het nadenken over kinderen, opgroeien, hoe de kwetsbare relatie is tussen grote mensen en kleine mensen, met alle verschillen in macht en verantwoordelijkheid en hulpbehoevendheid tussen die twee, en tegelijk ook alle overeenkomsten. (Spoiler: als onderzoeker betoog ik dat we de verschillen tussen volwassenen en kinderen vaak flink overdrijven.)

Mijn zoon is begin september uit huis geplaatst. ‘Uit huis geplaatst’ klinkt nogal dramatisch: hij is in feite gewoon verhuisd. Omdat het hier niet goed ging met hem, en daardoor met niemand in huis. Hij is dertien. Een intelligente en kwetsbare jongen, gevoelig en ongevoelig, verfijnd en een lompe bonk beperktheid, liefdevol en wreed, maar wreed vooral per ongeluk. Als je niet op de radar hebt dat andere mensen pijn hebben als ze pijn hebben, is het makkelijk om alleen te handelen vanuit je eigen impulsen, en dat kan hij goed. Tegelijk is hij de solidaire zoon die eens keihard vanaf zijn zolderkamer naar beneden riep, met een lekkere mix van bozigheid en kolderieke ironie: “Nou, zus! Ga jij anders maar eens proberen in je eentje drie kinderen op te voeden!” Zijn kleine zusje bleef gillen dat ik de enige niet-lieve moeder op aarde was, omdat ze haar zin niet kreeg en vijf was, en hij pikte het niet. Dát is empathie en solidariteit. Dus ik heb een zoon die zowel fijngevoelig is als stomp, zowel beperkt als briljant, en zowel op afstand als van mij.

Ik heb hem gewoon in de trein naar zijn grootmoeder en grootvader gebracht. Maar dan daarna.

Maar goed, hij heeft een hersenbeschadiging door een lange, lange serie hartoperaties. En autisme. Met ons samenleven is sociaal teveel voor hem, en het gevaar dreigde dagelijks dat hij van de druk daarvan agressief werd. Hij woont nu bij mijn moeder en stiefvader. Mijn moeder was indrukwekkend: kalm en sterk en vastbesloten om hem van me over te nemen. Ze ging er als een boom voor staan.

Zo'n uithuisplaatsing kan zachter dan het klinkt. Ik heb hem gewoon in de trein naar zijn grootmoeder en grootvader gebracht. Maar dan daarna. Daarna komt natuurlijk het opdweilen. Ik zit nu aan een nieuwe tafel die ik heb gebouwd (doen is mijn favoriete coping). Kijk naar buiten. En vraag me af wat een moeder is. Wat een goede moeder is. Hoe ik een goede moeder ga zijn. Of ik het in me heb. Wat ervoor nodig is.

Alle lieve vrienden die me willen troosten door te zeggen dat ik allang een fantastische moeder ben zijn werkelijk lief, maar het helpt nu even niet. Dit is reëel: ik moet opnieuw uitvinden wat een moeder is. Wat er nodig is.

En waar we in maart nog lief en romantisch deden over het naar binnen keren, heb ik er nu echt genoeg van.

De coronatoestand helpt daar niet bij, kan ik je zeggen. De wereld is in een idiote toestand. En waar we in maart nog lief en romantisch deden over het naar binnen keren, heb ik er nu echt genoeg van. Ik verlang naar een wereld die vertrouwd en zichzelf is, met vrienden en foyers van theaters vol mensen, en cafés waar je zomaar aan de bar even een arm om iemand heen kunt slaan als je wat brutaal bent aangelegd en je hebt er net even zin in.

In mijn onderzoek doe ik een goede slag om ‘het kind’ zoals we dat grofweg tijdens de Verlichting zijn gaan construeren, te ontleden. Allemaal leuk en kritisch en werkelijk razend interessant. Ik ontrafel langzaam het racisme dat diep ingebed is in ons kindbeeld, de heteronormativiteit, het validisme, laag na laag pel ik eraf en ik hou daarvan, omdat ik het liefdevol werk vind. De culturele beelden en vooroordelen afpellen die ons hinderen om eerlijk en goed naar elkaar te kijken. Maar de ironie wil dat ik tegelijk met traumahulpverleners om tafel zit en hechtingsspecialisten die me eigenlijk een goed zetje geven om eens terug te gaan naar Rousseau en aanverwanten. Naar gewone, simpele ideeën als 'kinderen zijn onschuldig': een notie waar ik een heel hoofdstuk lang een kritische hakbijl in zet. In mijn PhD is ontwikkelingspsychologie, hoe interessant het veld ook is, deels een beetje de vijand. Wat een truttig en conservatief humanistisch idee van volwassenheid wordt daar vastgehouden! Maar in mijn leven met mijn kids kan ik me geen arrogante kritische afstand veroorloven: ik heb hulp nodig. Dus zit ik hier heel nederig te studeren op inzichten uit systemisch werk. En werk ik met een begeleider aan nieuwe ontbijt- en bedtijd rituelen, zodat mijn geschokte en verwarde dochters zich weer veilig gaan voelen. En om juist weer heel, heel, heel duidelijk te consolideren: ik ben de grote, en jullie zijn de kleintjes.

Wat een vermoeiend idee is het, dat we allerlei moeilijkheden moeten ervaren als een soort krachttraining. Alsof voortdurend sterker worden het doel is.

Ik ben benieuwd hoe je denkt over kinderen, volwassenen, opgroeien. Over veiligheid en hoe we voor de veiligheid van kinderen kunnen zorgen, en over alle gevallen waarin we daar gewoon niet in slagen. Ik begon aan dit onderzoek precies omdat ik een ziek kind heb - een kind dat ik niet kon redden als moeder. Daardoor ontdekte ik hoe taboe het is dat we niet alle kinderen kunnen redden. Dat ze niet allemaal een belofte voor de toekomst zijn.

Je schrijft me over fragiliteit en anti-fragiliteit. Wat ik heel fijn vind is hoe je wijst op dat idee dat 'what doesn't kill you makes you stronger', en dat dat ook een illusie is. Wat een vermoeiend idee is het, dat we allerlei moeilijkheden moeten ervaren als een soort krachttraining. Alsof voortdurend sterker worden het doel is. Alsof we niet al sterk genoeg zijn. Misschien hoeven we niet te groeien, maar is het mooier om goed te zorgen voor onze vitaliteit en zachtheid en gevoeligheid, door de dingen die ons leven supporten zo robuust in te richten dat we een beetje open kunnen gaan als de zon 's ochtends opkomt.

Nu ik dat schrijf denk ik aan de notie van 'opgroeien': een metafoor voor jeugd die kinderen 'omhoog' denkt, naar steeds groter. En dus sterker. Vooruitgangsoptimisme vertaald in hoe we kinderen zien. Kathryn Bond-Stockton schrijft over kinderen in termen van 'growing sideways'. Misschien ben ik dat aan het doen?

Veel liefs,

Isis