Wij groeien allemaal in ons eigen tempo in de dingen die bij ons passen

Beste Karin,

Wat fijn, zo’n blondie-brownie vriendschap: dat je verschillend bent en elkaar toch compleet kunt begrijpen en vertrouwen.

Dat gevoel van over en weer begrip en vertrouwen heb ik met meerdere vriendinnen, maar bij één vriendin is daar nog een soort extra gevoel aan toegevoegd. Als ik het zou moeten beschrijven, zou ik het het beste kunnen beschrijven met het gevoel een soort twee-eiige tweeling te zijn. We zijn verschillend, maar kennen elkaar door en door. Dat komt omdat we elkaar al vanaf onze geboortes kennen. Onze ouders waren vrienden en zelfs onze grootouders hebben elkaar gekend. Mijn moeder en haar moeder raakten gelijktijdig zwanger en mijn vriendin en ik verschillen maar tien dagen in leeftijd. Dat schept zo’n sterke band, want we gingen samen door alle fasen van het leven: opleiding, rijbewijs halen, een partner vinden.

Ik kan me nog goed herinneren dat we in onze tienerjaren samen fietstochten maakten en dan gingen fantaseren over onze prins op het witte paard. We dachten ook wel eens veel verder vooruit: wat we allemaal beleefd zouden hebben als we dertig, veertig jaar verder zouden zijn. Want dat was vanaf het begin het gevoel: wij zullen vriendinnen zijn voor altijd. Een gevoel dat uit is gekomen, want nog steeds is de vriendschap hecht ook al zijn onze levens verschillend geworden.

Maar het is zo vertrouwd dat we inmiddels alles met elkaar bespreken, eigenlijk misschien soms op bepaalde vlakken nog wel meer dan met onze zussen.

Het onderwerp: zelfbevrediging

Zo was ze afgelopen weekend bij mij op visite en spraken we over hoe we tot de ontdekking kwamen wat een orgasme was. Ja, dat bespreken we dan, maar wel met een royale lach op ons gezicht, want eigenlijk rust er natuurlijk wel een taboe op het onderwerp. Tegelijk we vinden het ook beide weer van de zotte om het dan maar te verzwijgen, omdat seksualiteit nu eenmaal een wezenlijk onderdeel is van het leven.

We hadden het erover dat er vroeger thuis nooit openlijk over werd gesproken en dat we ons er daardoor ook wel in geremd voelden. Ik vertelde haar dat toen ik eenmaal ontdekt had wat zelfbevrediging was, ik me er zo schuldig over voelde. Ik nam me voor om het maar niet meer te doen, wat natuurlijk niet lukte. En dan weer het schuldgevoel. Ik vertelde hoe angstig ik me altijd voelde tijdens scheikundeles als we een proefje deden. Ik was altijd zo bang dat er een chemisch goedje in het reageerbuisje zat dat zou verkleuren als het in aanraking kwam met mijn vingers en dat het zo meteen voor al mijn medeleerlingen duidelijk was dat ik het met mezelf deed. Want dat kon natuurlijk niet. Op hol geslagen fantasie dus, maar zo groot was het taboe wel.

Als jonge vrouwen werden we opgevoed netjes te zijn, dat was de norm. Dus zeker niet met jan en alleman naar bed. Maar, vroegen mijn vriendin en ik ons af, zou het misschien niet beter zijn dat we dat wel hadden gedaan, zodat onze seksualiteit ruimer en vrijer tot ontwikkeling was gekomen? In ieder geval gaf mijn vriendin aan dat zij later bij haar dochter wel alle ruimte en vrijheid wilde geven, maar dat zou ook inhouden dat ze er toch zelf eerst vrijer in zou moeten worden om erover te praten, gaf ze aan.

Zo ging ons gesprek alle kanten op. Ook gingen we in onze herinneringen terug naar een  genante ervaring in onze middelbare schooltijd. Wij hadden bij een bepaald vak dezelfde leraar. Hij was leuk, niet als de andere standaardleraren. Dit was een vrijgevochten type. Iemand waar ik als tienermeisje wel wat van onder de indruk was, waar ik me dan ook weer enorm voor schaamde, want dat soort gevoelens hoorde ik toch niet te hebben. Dus kortom, ik deed mijn best om die gevoelens zoveel mogelijk te verbergen. En dat lukte aardig, maar toen volgde een keer een les, waar ik mijn emoties niet meer kon verstoppen. Oh, wat genant was dat!

Wat was namelijk het geval: vanuit zijn vrijgevochten houding had hij een enquête gedaan in zijn klas onder ons als leerlingen. Het onderwerp: zelfbevrediging. De vragen op het formulier: deed je het en zo ja, hoe vaak? O, o, o. De sfeer in de klas schoot heen en weer van stil naar even uitbundig lacherig, sommigen deden stoer en ik keek angstig om me heen naar andere klasgenoten: hoe hiermee om te gaan?

Mijn vriendin gaf aan dat ze de enquête eerlijk had ingevuld, het kwam niet eens in haar op om anders te beslissen. Ik niet, ik dacht meteen: ´Je kan me wat. Dat gaat je niks aan. Ik werk hier niet aan mee.’ Dus hoe onzeker ook, mijn opstandige en zelfbewuste kant kwam bovendrijven en ik vulde het formulier niet in.

Wat er daarna gebeurde, denk ik nog precies te weten. Gevoelsmatig in ieder geval wel. Al kun je je zeker afvragen hoe accuraat die herinneringen nog zijn, aangezien het al dertig jaar geleden is en temeer omdat mijn vriendin niet meer wist hoe het verder ging.

Maar ik herinner me dat hij bij al die tafeltjes langs liep om de enquêteformulieren stuk voor stuk persoonlijk in ontvangst te nemen. Als een van de weinigen vouwde ik mijn papier dicht. Ik vond dat het hem niks aanging wat ik met die enquête had gedaan.

En toen gebeurde het: hij ging geknield voor mijn tafeltje staan en keek mij indringend aan. Misschien waren het maar een paar seconden, maar voor mijn gevoel duurde het minuten of zelfs een eeuwigheid en ik kreeg een kop als een boei. Hij lachte. Ik wist niet waar te kijken.

Later ging hij de uitslag van die enquête klassikaal bespreken. Ik weet niet meer wat de resultaten waren. Maar wat ik me wel herinner waren zijn inleidende woorden dat een drietal mensen de enquête niet had ingevuld. Lachend merkte hij op dat zij waarschijnlijk op dat moment met hun handen elders hadden gezeten. En toen zei hij er gelijk vergoelijkend achteraan dat dat flauw van hem was, dat dat niet zo was bedoeld.

Aparte herinneringen hè? En waarom vertel ik het je, vraag ik me af. Misschien wel omdat we allemaal wel dit soort ervaringen hebben gehad op een of andere manier. Ik denk dat we alleen maar weerbaarder, sterker en zelfbewuster worden als we ze durven te delen.

Want was het echt slecht wat die leraar deed? Hij maakte in ieder geval wel een onderwerp bespreekbaar. Alleen de manier waarop, tenminste zoals ik hem me herinner, was niet zo handig. Ik denk dat als we openlijker zijn, we ook weerbaarder kunnen worden. Misschien niet eens zozeer voor onszelf als wel voor de generatie na ons.

Dat ik het er met mijn vriendin over had, kwam omdat ik op internet iemand volg die dagelijks een quote deelt en vervolgens reageren zijn volgers daar op, wat tot geanimeerde gesprekken leidt. Ik doe daar ook aan mee. De laatste tijd kwamen meer seksquotes voorbij. Bijvoorbeeld de quote over de ‘multi bodied full chakra opening experience’ die een orgasme kan geven. En terwijl ik daar dan met grote ogen naar zit te kijken, me afvraag of ik mijn ervaringen daar ook onder kan categoriseren en me bedenk hoe ik daar in godsnaam fatsoenlijk op kan reageren, zie ik anderen bij wijze van spreken doodleuk reageren met ‘Oh yes, I completely agree’ of dat ze elk plekje van hun lichaam wel kennen.

Hoe moeilijk ik me er ook bij voel, toch vind ik het goed dat hij wel openlijk de discussie aanzwengelt. Want hoe openlijker we met seksualiteit om weten te gaan, hoe natuurlijker en misschien ook wel mooier het gaat worden.

Dus met zijn quotes gooit hij een steen in het water, die rimpeling en golven in het water geeft en het effect is groter dan de quote alleen, want oa. ik heb het er nu met jou over.

Hoe openlijk ben jij trouwens over seksualiteit? Spreek jij er makkelijk over?

Ik merk dus dat ik kleine stapjes neem in meer openheid op dit vlak en ik ook niet alles gelijk raar wil vinden of meteen ga afwijzen omdat ik het niet gewend ben.

Zo benaderde laatst een man mij via internet en hij was gelijk heel open. Hij vertelde mij dat hij zich eigenlijk vrouw voelde. Maar doordat hij in een moslim milieu opgegroeid was, heeft hij dit nooit aan iemand durven te vertellen. Mij vertelde hij dat hij zich in zijn vrijetijd in sexy vrouwenlingerie stak om zich meer vrouw te voelen. Hij vond het fijn mij die foto’s te tonen. En misschien komt het ook wel doordat ik ziek ben, dat in mijn leven nu allerlei dingen anders gaan, waardoor ik dacht: ‘Ach, wat maakt het ook uit? Als hij foto’s wil delen en ik help hem daar mee, waarom ook niet?’

Maar ik deed het voor hem, niet voor mezelf. En toen ik hem complimentjes maakte hoe mooi hij eruit zag in die lingerie, voelde het niet als echt dat ik dat deed. Dus ik heb dat contact weer afgebroken. Maar ik leerde er wel door hoezeer het belangrijk is jezelf te zijn en de dingen te doen die bij je passen. Daarmee kon ik me ook indenken hoe moeilijk het voor hem moest zijn dagelijks een show op te moeten voeren een man te zijn, terwijl hij zich werkelijkheid niet zo voelt. Wat dat betreft mogen nog veel meer straten in regenboogkleuren worden versierd, zodat iedereen uiteindelijk zichzelf mag en kan zijn.

Jij schreef dat je er voor had gekozen uit de verslavingszorg te gaan omdat je niet meer goed kon tegen het toenemende geweld. Ik denk dat het goed is dat je dat hebt gedaan en dat je naar jezelf hebt geluisterd. Er zullen ook mensen zijn die het een uitdaging vinden en juist om die reden in zo’n werkveld springen. Het is goed dat jij de dingen doet waarin jij tot je recht komt.

Iets anders: Ik weet dat we op de beleidsafdeling bij de gemeente regelmatig gesprekken hadden over het effect van decentralisering. Want veel overheidstaken zijn naar de gemeenten gegaan met een flinke bezuiniging erbij, met het idee dat het allemaal wel efficiënter kan als de zorg lokaal wordt georganiseerd. Mantelzorg, vrijwilligerswerk, buurtwerk etc. zou allemaal meer kunnen worden ingezet in de zorg en hulpverlening. Maar wat als de lokale samenleving daar nog niet klaar voor is? Dat mensen met zware problematiek ineens weer midden in de maatschappij staan en dat de maatschappij het vervolgens niet aan kan en er dus weer meer zwervers op straat komen en er meer geweld en criminaliteit ontstaat? Ik ken de cijfers niet, volg die ontwikkelingen ook niet meer echt, maar vraag is wel of er niet teveel druk op de samenleving en individuen is komen te staan door deze beleidswijziging. Hoe kijk jij daar binnen de jeugdzorg naar?

Het zit vol leuke inspirerende teksten

Bijzonder wat je vertelde over die kaart die je van je vriendin kreeg. Het boek van Charlie Mackesy, waar die kaart uit komt, heb ik en dat is mijn inspiratiebron geweest om mijn meisje te gaan tekenen. Als je goed kijkt, hebben de gezichten van het jongetje en mijn meisje wel wat van elkaar. Beide keren is het gezicht vooral van de zijkant getekend en zijn de ogen niet echt zichtbaar. Misschien is het leuk voor je om het boek ook te kopen. Het zit vol leuke inspirerende teksten. Een oud-collega in de jeugdzorg maakt kopieën van de plaatjes om op haar werk gesprekken aan te gaan met kinderen. Misschien ook een idee voor jou.

Je vriendin heeft gelijk: wees blij met elk klein stapje in het autorijden. En misschien wist je het ook wel maar het doel van meditatie is niet dat je de spanning kwijt raakt, als wel dat je hem accepteert, voelt en dat hij er mag zijn. Dat schept ruimte. En inderdaad: niet blind staren op het einddoel. Waar je nu bent, is goed genoeg. Je hebt immers je rijbewijs gehaald, je rijdt auto, de rest komt vanzelf zodra je er aan toe bent.

Dan schreef je nog over het gevoel ‘niet goed genoeg te zijn’. Voor mij wel een herkenbaar gevoel dat ik jarenlang heb gehad, maar ergens eind dertig steeds meer van me af ben gaan schudden.

Ik denk dat het kwam omdat ik midden dertig een moeilijke periode heb beleefd. Mijn onverwerkte jeugdervaringen speelden toen op. Maar toen ik die eenmaal had verwerkt, ben ik veel losser en vrijer geworden. Ik werd me bewuster van mijn gedrag, werd meer bewust van wie ik wilde zijn en waar ik voor wilde gaan. Ik kon door meditatie mijn reactie bewuster kiezen. Ik werd zelfverzekerder en als iemand naar tegen mij deed, had het ineens niet meer de impact als voorheen. Ik stond immers achter mijn gedrag en als iemand anders dat dan niet leuk vond, nou ja, dat kon dan ook aan die ander liggen of aan hoe ons contact was. Als ik er zelf maar achter kon staan.

Dat ik niet meer steeds bezig hoefde te zijn met wat anderen van mij vonden en dat ik steeds meer ging kiezen voor wat ik zelf wilde, pakte naar mijn gevoel niet alleen voor mij goed uit, maar ook voor mijn omgeving. Ik werd blijer, opener en kreeg makkelijker contact met de mensen om me heen.

Ik denk dat we allemaal dit soort ontwikkelingen doormaken in ons leven. De een wat eerder dan de ander, maar dat maakt ook niet uit. Wij groeien allemaal in ons eigen tempo in de dingen die bij ons passen.

Inmiddels ben ik dus ziek en dat heeft zeker ook zijn weerklank op mij, wat ik kan en hoe ik me voel. Dus dat sterke gevoel alles aan te kunnen dat ik eind dertig had, heb ik nu niet meer. Deze fase kent nieuwe uitdagingen, sommige zeer pittig, andere juist leuk, zoals mijn creatieve uitingen.

Onderhand begint ons huis er van binnen behoorlijk kunstzinnig uit te zien met alle beelden, schilderijen en mozaïek vazen en schalen die ik heb gemaakt. Niet alleen ons huis, maar het siert ook de huizen van familie, vrienden en kennissen. Mijn zus werkt met verstandelijk gehandicapten en op hun kantoor en steunpunt hangen circa tien schilderijen van mij.

De cliënten, het zorgpersoneel, de schoonmakers en de familie genieten ervan. Hoe mooi is dat, denk ik dan. Dit zijn mensen die vanwege hun beperkingen klein moeten wonen, minder mogelijkheden hebben, maar wel omringd worden door mijn vrolijke schilderijen.

Of een vriendin met reuma die een schilderij met een ballerina van mij aan de wand heeft hangen. Ik heb het haar gegeven omdat ze zei dat het haar herinnert aan hoe zij eigenlijk is. Al kan zij nu moeilijk bewegen door de reuma, het schilderij herinnert haar wel aan hoe belangrijk zij muziek, dansen en ritmiek vindt en hoe blij zij ervan wordt. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik vind het fijn om ze te geven, om te zien dat mensen er blij van worden, dat mijn vrienden het waarderen. Dat is me meer waard dan geld.

Het schijnt dat veel beginnende kunstenaars dat doen: weggeven. Ook Van Gogh deed dat. Waarom zijn schilderijen pas goed gingen verkopen nadat hij dood was? Ik denk dat dit door een tweetal zaken komt. Enerzijds was zijn schilderstijl vernieuwend, heel kleurrijk, anders. De markt moest daar nog aan wennen. Anderzijds is het nu eenmaal helaas zo dat het een markt van vraag en aanbod is. Als een kunstenaar dood is, is zijn kunst exclusief geworden. Men weet dat er geen nieuwe stukken meer worden gemaakt en dit maakt dat de vraag groter wordt en de prijs hoger wordt.

Tegenwoordig is er overigens zo’n overvloed aan kunst dat veel na het overlijden van de kunstenaar richting stort gaat of dat de kunstenaar het zelf vernietigt. De kunstdepots van musea zijn overvol, waardoor ze niet snel nieuwe stukken accepteren. Om de waarde van reeds verkochte werken niet te laten zakken, gaan kunstenaars soms voor hun dood overig werk zelf vernietigen.

Mijn vriendin heeft eens gezien hoe een aanhangwagen vol met doeken in één keer afgevoerd werd naar de stort. Ze werd er verdrietig van. Alsof een mensenleven voor de tweede keer in rook opging, echter ditmaal doordat de creaties werden vernietigd.

Weet je, ik weet dat alles tijdelijk is. Zelfs onze aarde zal er niet voor altijd zijn. De verf op de doeken zal met de jaren verbleken, zoals ook sommige werken van Van Gogh al zijn verkleurd. Over een aantal jaren zullen schilderijen misschien sowieso al minder worden gewaardeerd, omdat er dan digitale projecties zijn die dienen als wandversiering.

Maar toch hoop ik dat wat ik heb gemaakt later nog andere huizen mag sieren als ik er niet meer ben. Desnoods gratis weggegeven of via de kringloop verkocht. Maar wat ik heb gemaakt, heb ik met liefde gemaakt. Het is iets dat uit mij komt, iets wat een verhaal over mij vertelt. Het idee zou me toch wel pijn doen als dat dan zomaar ineens bij het grof vuil zou worden gezet. In mijn fantasie ga ik van het positieve uit en zie ik de kinderen van mijn vrienden ook genieten van wat ik heb gemaakt. Zoals een psycholoog ooit tegen mij zei: ‘Als je iets niet zeker weet, waarom zou je dan uitgaan van het negatieve? Je kunt net zo goed ervoor kiezen om het positieve te geloven.’ En dat doe ik.

Jij nog een hele fijne avond, lieve Karin. Ik vind het fijn met je te schrijven en ik kijk uit naar onze volgende brief.

Groetjes, Mirna