Log in

Het monster is gekomen

portret van Paulineportret van Xavier
Pauline aan Xavier
1/15
Linschoten, 12 april 2020

Beste Xavier,

Dit is mijn begin van een ongewone opdracht. Een brief beginnen gaat wel vaker met aarzeling gepaard, maar deze keer is het wel meer dan ik gewend ben. Ik schrijf aan iemand, die ik niet ken, zonder dat ik iets van hem nodig heb of iets aan hem aanbied of kwijt moet. Omdat we allemaal in 'een ongekende crisis' zijn beland. Omdat Schrijven naar de Toekomst nieuwsgierig is naar wat een geschreven uitwisseling tussen onbekenden zou losmaken, actieve, geïnspireerde mensen die zich met diezelfde crisis geconfronteerd zien. Met een crisis die op alles, maar dan ook álles lijkt in te grijpen. Vandaar.

We worden dus geacht - op een zo persoonlijk mogelijke wijze, zeiden ze ook nog - te gaan verwoorden en verbeelden, wat een leven in semi-quarantaine ons brengt, en hoe we hopen of vrezen wat we met de wereld zullen gaan doen, als het coronamonster bereid is zich gewonnen te geven. Áls. Ooit. Ik wilde wel een concretere vraag, een handreiking om af te trappen, om een vruchtbaar begin mee te maken, maar nee. Hier moeten we het mee doen.

On y va!

En nu? Ik heb geen idee. Ik heb geen plan. Ik heb ook geen zin in een plan. Ben niet zo goed in plannen. Planloos leven is een van de zegeningen van de jaren dat ik niet meer hoef te werken voor mijn geld. Maar ook toen ik dat wel moest, hield ik ervan. Ik omarm graag doelloosheid. Ik bedoel niet erop los leven of lui of ego-soortig. Ik doel op een zo groot mogelijke alertheid op wat er gevraagd wordt. Door het universum, als ik het groot opneem. Of iets dichterbij: in de koelkast de toestand van de groenten en data op verpakkingen bekijken en dan pas kiezen en koken. In dit licht is corona een welkom instrument: er is geen plan op te trekken. Het is de machtige arm die het hele raderwerk stillegt.

Misschien is dit nog het allergekste: heel dat coronamonster is eigenlijk volkomen abstract. Terwijl het uiteraard super concreet is, kan ik het niet aanraken, niet zien, niet horen. De zon schijnt, ik ga een eindje fietsen, ontspannen mensen kuieren her en der, kinderen hollend achter een bal, ijsje eten. Het monster heeft eigenlijk alleen een talig leven, geschreven en gesproken, ik kan mijn verbeelding van heel veel kanten erop loslaten, toch blijft het een spook. Ik lees en lees erover, van links naar rechts en terug, kijk belachelijk veel tv, ik verplaats me en ik zie echt wel hoe reëel het is. Ik zet me in om erbij betrokken te raken. Toch is het een soort nergens, zolang ik gezond ben en mijn buren en familie ook.

Als er iets is waar deze barre tijd mij bewuster van maakt, dan is het wel de ontelbare zegeningen van mijn dagelijks bestaan

Ik wil mijn hoofd niet in het zand steken, dus nuttig ik met nieuwsgierigheid (ben ik echt zo nieuwsgierig?) die fractie van de onwaarschijnlijke overdaad aan voedsel die pers en media me aanreiken. Hou ik dapper vol of ben ik een gewillig slachtoffer van deze overval? Laat ik mij meeslepen, is mijn gevoel voor drama ontembaar, wil ik echt voluit mee zwemmen in deze vaart der volkeren, in deze 'historische periode'? 

Ik leef aan één kant van de extremen, de kant van de potentiële verveling. Ik heb geen baan, geen kinderen in huis, geen grote zorgen over morgen, geen overvol te klein flatje, geen karige portemonnee, geen vader of moeder in de verzorging... Als er iets is waar deze barre tijd mij bewuster van maakt, dan is het wel de ontelbare zegeningen van mijn dagelijks bestaan. Niet zorgeloos naar buiten kunnen en me onder de mensen begeven, mijn vrienden niet zien, geen theater bezoeken, allemaal niet echt ingrijpend... Wel verzucht ik dagelijks hoe pijnlijk en zwaar het voor al die mensen moet zijn die direct getroffen zijn. Niet alleen door het virus zelf, maar door al de rottige keiharde gevolgen. Terwijl ze geen vlieg kwaad deden... 

Ik zit dus in mijn huis en ik vind dat geen probleem. Ik hou van de stilte, in huis, op straat, in de lucht. Ik weet hoe kwetsbaar ik ben - ik ben hartpatiënt - ik voel me helemaal niet kwetsbaarder dan anders, ik ken de verschijnselen van mijn lichaam, ik doe ermee wat ik al jaren doe. Ik wil niet ziek worden, ik blijf graag nog een tijdje leven, dus voilà. Dit is allemaal best eenvoudig. Zolang ik het klein en persoonlijk houd. 

(Intussen is ergens dichtbij mijn huis iemand bezig te schuren of zijn leven ervan af hangt. Alwéér... Mijn piepkleine, afgeleide versie van het coronamonster. Hoe de stilte geen stilte werd.)

Hoewel er redenen te over zijn om bang te zijn, ben ik niet bang. Ik heb altijd geleerd dat monsters monsters zijn zolang we er bang voor zijn

Het monster is dus gekomen, ik ben niet gek, het is echt wel een serieus monster. Het is precies zo afschrikwekkend en groot als het was in mijn kinderdromen waarin een draak mij in een immens kasteel vol lege zalen achterna zat; ondanks zijn afmetingen was hij toch in staat zich door deuropeningen te wringen die op mensenmaat gemaakt waren, zodat mijn vlucht zinloos was. Ik werd altijd wakker als ik de laatste zaal in rende, waar geen tweede deur meer was en de draak zich door de enige deur naar binnen wrong... Wie of wat zorgde dat ik wakker werd? En wie of wat bezorgde me daarna weer diezelfde droom? 

Monsters zijn monsters zolang wij geen vinger achter hen krijgen. Aangezien dit monster onberekenbaar en agressief is en er duidelijk geen probleem mee heeft ons een kopje kleiner te maken, zetten wij ons schrap. Hoewel er redenen te over zijn om bang te zijn, ben ik niet bang. Ik heb altijd geleerd dat monsters monsters zijn zolang we er bang voor zijn. Het monster ís de vorm die onze angst heeft aangenomen en ons dusdanig bedreigt, achtervolgt, opeet. Als we het beest recht in de ogen zien, ons moedig tonen en slim en liefdevol, dan zal het ons niet opeten. Sterker nog, dan toont het ons zijn ware aard en verdwijnt zijn monsterlijke staat. Ik heb daar altijd graag in geloofd en ben daar ook een eind mee gekomen in mijn leven. Ik besef dat het deze keer een stuk ingewikkelder is. Dapper blijven staan, het beest in de ogen kijken, een slimme strategie en een boel liefde, gaan we er daarmee komen? We staan oog in oog met een levensgevaarlijk wezen waar we niet van terug hebben. Waar ik voorlopig niet van terug heb. Welke wereldwijde angst heeft hier vorm genomen? Wat staat ons te doen? Wat doe ik? 

Goed mogelijk dat het tijd is om dit sprookjesdenken van mij te begraven. Tijd om er heel anders naar te gaan kijken?

Het is waar: alles verandert, alles gaat op zijn kop. Het monster leeft niet in de droom waaruit ik mag ontwaken, maar dit keer maakt het monster mij wakker uit wat een droom bleek te zijn. Jaja, op een dag ga ik dood, dat weet ik toch. Met dank aan mijn gemankeerde hart en al die pillen. Maar weet ik het? Wat is mijn weten waard? Ziekte en dood is deze dagen veel minder daar en later, het is hier en nu. Ik zie in dat het lang geen deel is van mijn dagelijks bewustzijn. 

Routines zijn een van de taaiste dingen die ik ken. Als mijn hachje gered is, staan ze dan niet gewoon weer 's ochtends met mij op, bieden zich aan, nestelen zich in mijn huis, mijn lijf, mijn tijd?

Is er iets belangrijker dan wakker worden en opnieuw om ons heen kijken? Ik zou bijna zeggen: we worden in zekere zin op onze wenken bediend. We beseffen dat ons leven niet maakbaar is. De boel valt uit elkaar, valt open. Het feit dat we ons de pleuris schrikken, zegt genoeg. Er moet iets veranderen, we moeten handelen. Ik wil dat blijven zien, ik heb dat nodig. Het universum is nooit zomaar wat met ons aan het kloten, wil ik denken. Ik zal geen hoera roepen, maar ik zeg tegen mezelf: laat me alsjeblieft soepel en rechtop blijven. Met heldere blik. Die kans ligt voor het grijpen.

Ik vond het mooi om te zien hoe we allemaal geconfronteerd werden met onze routines. We werden gedwongen wakker te worden, op straffe van ziekte en schuld en zelfs van flinke boetes, als we koppig bleven. We moesten ons anders gedragen. Vervangen we nu de ene routine door de andere? En hoeveel schieten we daarmee op? Routines zijn een van de taaiste dingen die ik ken. Als mijn hachje gered is, staan ze dan niet gewoon weer 's ochtends met mij op, bieden zich aan, nestelen zich in mijn huis, mijn lijf, mijn tijd? Ga ik straks niet weer ongemerkt lekker tegen oude of nieuwe routines aanschurken en in slaap vallen? 

De onontkoombare vraag: (hoe) gaan we de kansen gebruiken die deze hele crisis biedt om onszelf en onze wereld beter te maken? Of wij daar met elkaar eens over willen nadenken. Als ik dit opschrijf denk ik alleen nog maar: mijn hemel!

Als ik om me heen kijk, zie ik bakken hartelijkheid, kilometers moed en doorzettingsvermogen en toch vrees ik. Als ik verder uitzoom, hoop ik dat we willen leren, dat we in staat zijn te veranderen. En dat de wereld nog voldoende rek heeft. Als ik nóg verder uitzoom, zie ik slechts rimpelingen op de oceaan.

Toen ik een jaar of veertien was werd me gevraagd te corresponderen met een Engels meisje. Dat zal wel van school uit gekomen zijn. Ik zie nog een vage foto voor me, met een verlegen, naar mijn smaak te dik meisje, blond en met make-up. Wat moesten we elkaar in godsnaam vertellen? Dat maakte niets uit, werd gezegd, alles was fijn en een goede oefening in het Engels. En vrienden maken is een goede zaak, dat is van alle tijden. Ik heb er zeker een jaar mijn best op gedaan. We hadden elkaar inderdaad niets te vertellen en deden dat al die tijd braaf. Mijn Engels bleef abominabel. Ik kreeg geen zwak voor dikke meisjes of bewondering voor make-up. Op een dag moeten we ermee zijn opgehouden. We misten een crisis. Een kruispunt. Een noodzaak. Ik heb geen idee waarom ik me die foto nog herinner. Er gebeurt zo ontzettend veel waar we geen idee van hebben. 

Tot hier mijn aftrap.

Ik stuur je een hartelijke groet,

Pauline

linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram